In gesprek met Chris de Loor

 

Chris de Loor was van 1989 tot 1997 burgemeester van Epe. Hij heeft zich geprofileerd door zich voor 100% in te zetten voor alles wat met kunst, cultuur en creativiteit te maken heeft. Hij was betrokken bij de herinrichting van het dorpscentrum van Epe en Vaassen en spande zich in om diverse instellingen op kunstzinnig gebied (o.a. het Kunsthuis Kek) een goede accommodatie te bieden. Ook nam hij als voorzitter van de Kunstcommissie het initiatief om deze gemeentelijke commissie te voorzien van nieuwe reglementen en statuten, waarmee nog altijd gewerkt wordt. En hij kwam, en komt nog steeds, duidelijk voor zijn mening uit als het om kunst gaat. Tijd voor een gesprek, dus.

 

Op een mooie najaarsdag heb ik met hem afgesproken. Ik parkeer achter zijn auto, zoals hij mij gezegd heeft en loop naar de moderne voordeur. Lachend en energiek doet hij open, gaat mij voor naar een heerlijke woonkamer, die baadt in het licht, waar hij mij een stoel wijst naast een tafel waar ik aantekeningen op kan maken. ‘Maar ik wil het gesprek graag opnemen’, zeg ik en hou mijn cassetterecorder omhoog. ‘Dan haal ik een verlengsnoer’, zegt hij en beent weg om supersnel weer terug te zijn. Stekker in het stopcontact. Recorder aansluiten. Zitten. Hij lijkt er zin in te hebben.

 

Chris de Loor is in 1932 geboren in Leeuwarden. Zijn ouders namen hem mee naar het Prinsessehof en naar het Friesch Museum, maar daarmee is zijn interesse voor kunst niet echt gewekt. Hij ervoer dat museumbezoek als iets heel gewoons.

Hij was onderwijzer in Sittard, studeerde na zijn diensttijd aardrijkskunde in Amsterdam, werd leraar in Zaandam en studeerde door in planologie. Politiek is hem met de paplepel ingegeven. Hij is in beginsel links en werd al op jonge leeftijd raadslid voor de PvdA in Zaandam en vervolgens in Zaanstad. Daarna werd hij burgemeester van Appingedam en later van Epe. ‘Ja, ik vond het een leuke baan’, zegt hij en vertelt enthousiast dat zijn functie in Epe in die tijd gekoppeld was aan lidmaatschap van de Kunstcommissie, die de raad en het college adviseert als het om kunst gaat, exposities in de Ring organiseert, kunst aankoopt en bepaalt waar kunstwerken binnen de gemeente een plaats krijgen.

 

Vol vuur praat hij over Epe, waar z.i. de laatste jaren veel verbeterd is, al vindt hij het jammer dat er in het verleden een aantal karakteristieke panden gesloopt is. ‘Wat wens je Epe nog toe?’ vraag ik. ‘Een mooi beeld,’ antwoordt hij zonder aarzeling en hoopvol voegt hij daaraan toe: ‘misschien iets abstracts.’ Ook zou hij willen, dat de tentoonstellingen in de Ring weer maandelijks worden gewisseld. En dan, met stemverheffing: ‘en een goed onderkomen voor Mamuze.’ Hij vindt het heel belangrijk dat mensen hun creativiteit kunnen ontwikkelen, beschrijft hoe hij denkt dat een creatief centrum eruit zou moeten zien om een maximale stimulerende werking te kunnen hebben. Hij uit zijn betrokkenheid bij Hagendoorns Plaatse en hoe blij hij is dat dit museum voor Epe behouden blijft. Een goed cultuurbeleid staat ook op zijn verlanglijstje. ‘Heb je ook nog wensen op een ander gebied?’ probeer ik. ‘Nou nee’, zegt hij, ‘het is toch prima leven hier?’

 

Als ik vraag hoe hij met kunst in aanraking is gekomen, vertelt hij dat hij als kind zeer onder de indruk was van de grafiekverzameling van zijn oom en tante; zij gaven hun vooroorlogse huis, met kamers en suite, door hun grafiekcollectie een hoogst persoonlijk stempel.            Hij ging als student al regelmatig naar exposities en beschrijft hoe hij tijdens zijn diensttijd een Sonsbeektentoonstelling in Arnhem bezocht en daar een paard van Artur Spronken zag, dat hem diep raakte. Ik zie aan hem dat hij het voor zich ziet als hij, nadrukkelijk articulerend zegt: ‘een paardenromp, met zo’n groot zwaar achterwerk en afgehakte poten…’

 

Chris vertelt, dat hij als jonge middelbare scholier eens een foto van een beeld van Henri Moore in een boek heeft zien staan, dat hem toen voornamelijk aansprak doordat mensen hun hoofden door de gaten van het beeld hadden gestoken. Later zag hij meer werk, zowel op foto als in werkelijkheid, en leerde het steeds meer waarderen. Toen hij recentelijk in Engeland in een klein museum, een opengewerkt, liggend vrouwenfiguur in hout van deze kunstenaar zag, kon hij daar dan ook echt van genieten. Verheugd voegt hij daaraan toe dat hij het beeld aan heeft kunnen raken en constateert dat zijn smaak met betrekking tot kunst zich in de loop van de jaren heeft ontwikkeld door te kijken en te vergelijken. Samen met zijn vrouw Anne Marie bezoekt hij graag exposities en galerieën. Hij vindt kunst het zout in de pap.

 

Volgens de Loor is het belangrijkste criterium, of je een kunstwerk in huis wil hebben, los van de kwestie of dat mogelijk is. Het gaat erom, of het werk je aanspreekt. Daarbij is kwaliteit van doorslaggevend belang; als iets geen kwaliteit heeft, niet goed gemaakt is, begint het snel te vervelen.

Van Chris de Loor weet ik, dat hij uitgesproken meningen heeft, goed doordacht en zelfs wat streng soms. Zoals hij daar zo tegenover me zit, lang en een beetje formeel, want keurig in pak en stropdas en socialist in hart en nieren, verbaast het me een beetje dat hij over kunst praat in termen van genot, plezier, lol, schoonheid, leuk, een vonk… Hij lijkt wel katholiek, denk ik, die dat zelf van huis uit ben. Ik begin een beetje te prikken en vraag: ‘zéggen sommige kunstwerken je ook wat?’ Lichtelijk geërgerd, zwaaiend met zijn armen en met het been dat hij over het andere geslagen heeft, stelt hij zijn tegenvraag: ‘moet dat dan, vind je?’

 

Ik probeer het nog een keer en we hebben het over ‘de boodschap in de kunst’. Chris vertelt dat hij eens een Documenta heeft bezocht, die bol stond van de maatschappijkritische kunst. Vreselijk vond hij dat. Jan Toorop komt ter sprake: een kunstenaar die hij zeer bewondert. ‘Maar later in zijn leven bekeerde Toorop zich tot het katholicisme en toen ging het mis. Idealisme gaat vaak ten koste van kwaliteit. Bij goede beeldende kunst overstijgt de kwaliteit van het kunstwerk de boodschap’, zegt hij met een glimlach naar mij, maar gedecideerd.

Dat kunstenaars via hun kunst communiceren, kan hij alleen waarderen als het gaat om het overbrengen van een emotie. Daar ligt voor hem een grens. Hij geeft Jan Homan als voorbeeld, die een passie had voor het Italiaanse landschap en dat in zijn werk fantastisch wist over te brengen.

 

Ik doe nog een poging: ‘heeft het feit dat je naar kunst hebt leren kijken, ook invloed gehad op je manier van kijken naar de dagelijkse werkelijkheid?’ Hij denkt na en heel eventjes denk ik, dat hij me nu gaat vertellen, dat hij het daarom zo belangrijk vindt dat mensen naar kunst kijken. Maar nee. Chris zegt dat het kijken naar kunst geen invloed heeft op het beschouwen van andere dingen. Daarna maakt hij een uitzondering voor architectuur, die dat effect mogelijk wel heeft. Hij wenst mensen toe dat ze veel kunst zien, omdat het fijn is om naar mooie dingen te kijken en omdat het zo prettig is om kwaliteit te leren onderscheiden. ‘En’, zegt hij met een gulle glimlach, ‘kunst verhoogt je levensplezier’.

Ik ben overtuigd. Tegenover mij zit iemand die oprecht en intens geniet van mooie dingen, iemand, die zich graag laat verrassen en zich wil blijven verheugen en verwonderen, iemand, die veel plezier beleefd aan het ontwikkelen van zijn smaak en dat voelt als een persoonlijke rijkdom.

 

Pauline Luijben